Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Een [47]goedertieren mens [48]doet [49]zijn ziel wel; maar die wreed is, [50]beroert zijn vlees. 47. Hebreeuws, een man der goedertierenheid, of goedgunstigheid, of weldadigheid. Alzo een man der wetenschap; dat is, een vernuftig en verstandig man, onder hfdst.24 vs.5; een man der waarheid of trouw; dat is, waarachtig of getrouw, Neh.7:2; een man des vredes; dat is, die vreedzaam is, Ps.41:10; mannen der heiligheid; dat is heiligen, Ex.22:31, enz. Vergelijk Job 11:11. 48. Het Hebreeuwse woord betekent somtijds iemand goeddoen, gelijk hier Ps.13:6; Jes.63:7; somtijds kwaad doen; gelijk Jes.3:9. Eigenlijk betekent het vergelden, hetzij in het goede of in het kwade. Zie 2 Kron.20:11. 49. Dat is, zichzelven; zie 1 Kon.19:4. 50. Te weten, niet alleen door onnodige bekommering, maar ook door weigering van de nodige behoefte des voedsels, der kleding en woning.